Skip to content

Thema: Het boerenleven

Lichtpuntje: Wies van de Wouw

door: Vivian Nooijens en Lennart de Graaf

(met input van kinderen en kleinkinderen en op basis van verhalen over Wies geschreven door Jan Smulders, Henk Snijders en Joep Eijkens)

Dat het boerenleven niet altijd makkelijk geweest moet zijn, word je al snel duidelijk bij het lezen van het levensverhaal van Wies van de Wouw. Wies is in Biest-Houtakker bekend als de moeder van het grootste gezin dat Biest-Houtakker ooit heeft gekend. Het gezin bestond uit vader Jan, moeder Wies en maar liefst 18 kinderen. Eenieder die zelf kinderen heeft kan enkel respect hebben voor moeder Wies en de wijze waarop ze samen met vader Jan voor het gezin zorgden. Toch zijn de verhalen uit het gezin Van de Wouw geen verhalen van armoede, maar juist verhalen van een hecht en warm gezin waar voor elkaar gezorgd werd.  

Wies wordt op 31 mei 1913 geboren te Hilvarenbeek op de Torentjeshoeve. Op een steenworp afstand van Abdij Koningshoeve en waar de grenzen van Hilvarenbeek, Moergestel en Berkel-Enschot elkaar treffen. Ze groeit op in een echt meidengezin met 7 zussen. Als jonge vrouw leert Wies haar aanstaande man, Jan van de Wouw, kennen. Op de Oisterwijkse kermis slaat de vonk al dansend over op de klanken van de lokale blaaskapel.

Als ze 23 is, trouwt ze met Jan en samen krijgen ze maar liefst 18 kinderen: Cor, Miet, Jos, An, Toon, Leen, Pieter, Mien, Ton, Net, Jacky, Petra, Henk, Wies, Sjan, Joke, Jan en Roos.

Wies was een gelovige vrouw; ze vertrouwde op de kracht van moeder Maria en haalde kracht uit het geloof. En wellicht is het geloof ook wel de reden geweest voor dat grote gezin. In eerdere interviews vertelde Wies: “De pastoor zei me dat je je man nooit mocht weigeren. Weigeren was een zonde. Dat werd je zo geleerd.”  Toch was Wies zeker geen vrouw van “Ja en Amen”, zelfs niet voor de pastoor. Toen pastoor Van Hoof haar verbood om Zondags in de schuur van de boerderij buurtgenoten ook de kunst van het dansen bij te brengen, diende zij hem van passende repliek: “Dansen, daar zit niet zoveel kwaad in. Alles wat bij ons gebeurt, mag iedereen zien. Meneer pastoor, je kunt doen wat je wilt, maar zondag dansen we weer!”

Het boerenleven in een gezin met 18 kinderen

Het moge duidelijk zijn dat 18 kinderen natuurlijk een drukte van jewelste opleverde.

Jacky vertelt: “We pasten natuurlijk nooit allemaal in de keuken. Het ontbijt gebeurde in twee etappes en bij het avondeten werd elk plekje benut als zitplaats: de jongsten zaten met bord op schoot op de trap. Vlees en groenten waren er niet of niet veel, maar er ging wel elke dag een emmer aardappelen doorheen.”

Een drukke boel, maar wel strak georganiseerd. Iedereen had zijn eigen taken. De één ging melken, de ander voerde de kippen of harkte het erf.

Petra: “Niet alle klusjes waren even leuk. Ik weet nog goed dat ik een hekel had aan één van mijn taken: Schoenen poetsen. Stel je eens voor … 20 paar schoenen op een rijtje. Er leek soms geen eind aan te komen.

Toch was het leven fijn in ‘De ouwe Wouwebouw’, want veel werk werd ook samen gedaan. Mastappels rapen in het bos voor in de kachel of mais afpellen in de schuur. Tijdens het werk werd er dan vaak gezongen terwijl vader Jan op zijn mondharmonica speelde. Ook het oogsten op het land gebeurde vaak samen.

Pieter: “Als we dan moesten komen eten, had ons moeder daar een speciaal trucje voor. Ze kon met haar stem een soort sirene nadoen die over het hele veld te horen was. Een soort luchtalarm voor het eten dus!

Als de magen gevuld waren, was het wassen, plassen en naar bed. 13 bedden stonden in het huis opgesteld om 20 slapers de broodnodige nachtrust te geven. Ten minste, als het weer meezat.

Leen: “Bij onweer moest iedereen naar beneden komen. Aan de tafel werd dan het Rozenhoedje gebeden op de goede afloop.

Breed hadden ze het natuurlijk niet. Het geluk was dat de eersten van de 18 uiteindelijk oud genoeg waren om zelf te gaan werken en geld in het laatje te brengen.

Sjan: “Onze Toon was één van de eersten die ging werken en zorgde voor extra inkomen en dat extra geld was erg welkom. Maar ons moeder trok ‘m daardoor ook wel altijd een beetje voor omdat hij ‘zò hard moes werken’. (lachend) Hij was wel een beetje ‘ut verwende struntje’ van ’t gezin.

Gelukkig stond de boog niet altijd gespannen, want zo af en toe was er ook ruimte voor ontspanning. Met het hele gezin op de fiets naar de Hilvarenbeekse kermis en dan daarna op de terugweg bij het café van Coppens nog lekker dansen.  Ook trok het gezin één keer per jaar naar speeltuin ’t Stokske in Moergestel, niet op de fiets, maar gewoon met het paard en de platte kar.

18 kinderen dus veel kleinkinderen

Dat laatste is trouwens een uitje dat ook de kleinkinderen van Wies nog kennen, want tijdens het 40-jarig huwelijksfeest werd de platte wagen ook weer uit de schuur gehaald.

Kleinkind Vivian: “De reis was bijna nog mooier dan het spelen in de speeltuin.” Vivian heeft als kleinkind overigens veel warme herinneringen aan Biestsestraat 122: “Op zondagochtend verzamelde de hele familie zich altijd om eerst een ronde op de trimbaan te lopen en vervolgens lekker koffie te drinken bij opa en oma. Opa zat altijd in zijn stoel bij het raam en oma zat altijd aan het hoofd van de lange tafel. Zij was een echte matriarch. Letterlijk  en figuurlijk. Alle kinderen en kleinkinderen om haar heen aan tafel en zij aan het hoofd op haar eigen (brede) stoel. En in haar herkenbare schort, want die had zij altijd aan. Ze had zelfs een zondagse en doordeweekse schort. 

Na het trimmen kregen wij als  kleinkinderen dan altijd een glaasje ranja en een koekje. En in de zomer waren er altijd roomijsjes van het IJsboerke of je pakte een appeltje uit de enorme krat uit de bijkeuken. Zo lekker!”

Speciale gebeurtenissen zoals Sinterklaas en Pasen staan bij alle kleinkinderen wel in het geheugen gegrift.

Kleinkind Anja: “Het Sinterklaas vieren bij opa en oma was geweldig. Oma moest dan zogenaamd even naar de achterbouw en vervolgens werden er pepernoten gestrooid. Ze had nooit een Piet gezien als wij dat vroegen, maar haar hand met de zwarte handschoen hield ze in haar schortzak.

Kleinkind Conny: “We gingen met Pasen altijd samen paaseieren zoeken. Eerst naar het bos, waar altijd wel een ei onvindbaar was. Het verdelen gebeurde met oma aan het hoofd: met z’n allen op een rij staan met je mandje en dan werden alle eieren precies en netjes verdeeld over de vele kleinkinderen.

Ook de kleinkinderen zien hun oma als sterke vrouw.

Kleinkind Kirsten: “Oma was goudeerlijk en recht voor zijn raap. Ze had een groot hart. Iedereen was welkom, ongeacht afkomst, kleur of geloof. Best modern voor iemand in die tijd. Ik weet nog dat ik kwam vertellen dat ik zwanger was. Ze vertelde me dat ik gewoon moest blijven werken en niet als huisvrouw thuis moest blijven.

Kleinkind Conny: “Oma kon over alles meepraten, over gebeurtenissen in de politiek of op het wereldtoneel. En eigenlijk had zij best moderne opvattingen. Maar het meest wist ze wel van sport. Voetbal, wielrennen, maar vooral tennis.

Voor Wies was vrijwilligerswerk vanzelfsprekend. Vele brei- en haakwerkjes heeft ze gemaakt voor de welfair en ook de geel-blauwe dassen voor C.V. de Pinnekleuvers zijn onder andere van haar hand.

Kleinkind Anja: “Oma heeft ook heel veel jaren de shirts gewassen van SVSOS. Ik herinner me de vele tassen met voetbalspullen die op zondag gebracht werden. Altijd hingen er mooie blauwe shirts aan de waslijn buiten. Nu denk ik, hoe deed ze het toch allemaal.

En dat zal Wies wellicht zelf ook soms wel eens hebben gedacht.

Dochter Joke: “Ik weet nog dat ze wel eens aan ons moeder hebben gevraagd of ze het, als ze het over mocht doen,  hetzelfde zou doen. Daarop zei zij: “Ja, maar dan wel met de moderne technieken zoals een vaatwasser en een wasmachine.

Sponsoren:

“Medisch centrum Beek en Donk? Waarom zijn die nu sponsor in de Biest?”, dat is een vraag die we vaak vanuit Stichting Wel Gement hebben gekregen. Toch is het antwoord simpel: Geert Jan Oerlemans, één van de huisartsen bij en financieel directeur van het medisch centrum is de zoon van An, één van de 18 Wouwkes. Geert vertoefde vroeger vaak als logéé in de akkerstraat bij ’tante Net’ en leerde als zodanig de Biest en bijvoorbeeld ook markante personen als de Sus kennen.

Geert, bedankt voor jouw support voor het lichtpuntje van oma Wies!

 

Back To Top